De vink

botvink2Lengte ca. 15 cm. Poten bruin.

  • Volwassen mannelijk exemplaar onderzijde wijnrood, buik wat lichter. Kruin en nek leiblauw, voorhoofd zwart. Rug donkerroodbruin. Vleugel met twee witte banden. Groenachtige stuit. Staart met witte rand.
  • Volwassen vrouwelijk exemplaar vleugel en staart bruiner; onderzijde lichtgrijsbruin; rug donkerder olijfgroen.
  • Jong als volwassen vrouwelijk exemplaar .

In de trektijd kleine of grote groepen van soortgenoten, soms bestaande uit één sekse. Zeer vaak met verwante kepen. Ook met andere zaadeters als groenling en geelgors, verder met piepers en leeuweriken.

In de winter kunnen vinken zich op de voedertafel agressief gedragen t.o.v. andere bezoekers.

Vlucht[bewerken]

Wit schild en witte band op vleugel. Veel wit in staart. Golvende vlucht.

Lokroep[bewerken]

Een herhaald en helder pink, ook wiet en tsjwit. In vlucht en tijdens de trek een zacht tjuub-tjuub.

Zang[bewerken]

Heftig, melodieus “tsitsitsitsitsitsitsi-tjoe-ie-ò”. De zang is te horen van februari tot in september. Het liedje duurt maximaal 5 seconden en wordt makkelijk 10 keer per minuut herhaald. In Vlaanderen wordt het liedje ook wel “suskewiet” genoemd (en de vink ook).