kweekmethode botvinken mooie uiteenzetting van philip vancauwenberghe

1/14
Onze kweekmethode (botvinken) uitgelegd van A tot Z
Onder impuls van een aantal vrienden-vinkeniers ben ik ‘Philip Vancauwenberghe’ samen met vader ‘Roger’, in het jaar 2001 gestart met het kweken van botvinken. Ondertussen hebben we er reeds 18 kweekseizoenen opzitten. In die vele jaren hebben we samen reeds veel mooie momenten beleefd. Maar zoals dat nu eenmaal gaat bij de vinkenkweek, zijn er ook dikwijls “triestige” dagen geweest. Het ene moment loopt alles als een trein en leef je op een wolk, maar dan plots slaat weer eens het noodlot toe en sukkel je van de ene ontgoocheling in de andere. Dit met de nodige stress en kopzorgen als gevolg. Ik moet echter wel zeggen dat over al die jaren heen, globaal gezien de positieve momenten altijd wel de negatieve hebben overheerst. Deze hobby heeft ons dan ook al heel wat voldoening geschonken. Ik ben dan ook de betreffende vrienden-vinkeniers die ons de “initiële aanzet” hebben gegeven, namelijk mijn schoonbroer Dirk Van Luchene en goeie vriend Antoine Baelen, nog altijd heel dankbaar. Tevens wil ik zeker en vast ook mijn vader ‘Roger’ bedanken. Hij is de man achter de schermen die tijdens de kweekperiode een groot deel van het werk op zich neemt. Ikzelf werk namelijk in Brussel en ben de meeste dagen 12 uur weg van huis. Zonder mijn vader zou het dan ook praktisch onmogelijk zijn om alles in goeie banen te leiden. Tevens een woordje van dank aan mijn vrouwtje Mia, die me al die jaren al zoveel uren heeft moeten missen, omdat ik weeral eens bezig was met de ‘vinken’. Door het behalen van vrij goede kweekresultaten, krijgen we regelmatig vragen. Om te vermijden dat we telkens weer opnieuw alles van begin tot einde moeten uitleggen, ben ik op het idee gekomen om een naslagwerk te schrijven, waarin onze manier van werken van A tot Z uit de doeken wordt gedaan. Alvast veel leesplezier!
Behaalde kweekresultaten
Vooraleer te starten met de beschrijving van alle details omtrent onze kweekmethode, eerst even kort een overzicht van de tot hiertoe behaalde kweekresultaten. Tijdens ons eerste kweekjaar in 2001, lukte het om met 2 kweekpoppen, 11 jongen op stok te krijgen. Voor een ‘eerstejaars’-kweek was dat alvast geen slecht resultaat. Het 2de kweekjaar werd met 4 poppen gekweekt en op het einde van dat kweekseizoen hadden we 31 jongen op stok. In 2003 werd de kweekmethode nog wat bijgesteld en de resultaten bleven niet uit. Met 4 kweekpoppen slaagden we erin om 53 jongen op stok te krijgen. En zo ging het door. Jaar na jaar werd telkens het kweekseizoen afgesloten met een mooi aantal jongen. Slechts één jaar lukte het totaal niet. Dat was 4 jaar geleden in 2015. Toen ging door omstandigheden bijna alles mis en kregen we met onze 4 kweekpoppen slechts 5 jongen op stok. Even stonden we terug met beide voeten op de grond. Tijd om even te bezinnen en na te denken waar het toen misliep en hoe we onze kweekmethode nog wat robuuster konden maken. En jawel met een aantal kleine aanpassingen, lukte het in 2016 opnieuw om met 4 poppen, 29 jongen op stok te krijgen. In 2017 waren dat er 49 en dit jaar 38. De kweektrein is dus na het mindere kweekseizoen van 4 jaar geleden, weer op snelheid gekomen. Op die ganse periode van 18 jaar kweekten we met gemiddeld 4 ingezette kweekpoppen per kweekseizoen in totaal 569 jongen, waarvan 311 mans en 258 poppen. Omgerekend in percentages betekent dit 54,7 % mans en 45,3 % poppen.
Inhoud van dit naslagwerk
In dit naslagwerk zal ik het onder andere hebben over (1) de huisvesting, (2) de nestgelegenheid, (3) het gebruikte nestmateriaal, (4) de voeding, (5) het koppelen, (6) de broedperiode, (7) het ringen, (8) het afzonderen van de jongen, (9) het paringsrijp krijgen van de kweekpoppen, (10) het bijhouden van kweekgegevens, (11) mijn visie omtrent het kweken van ‘kampers’ en als laatste hoofdstuk: (12) hoe ongewenst ongedierte, zoals mijten voorkomen.
In dit werk beperk ik me enkel en alleen tot de beschrijving van onze eigen manier van werken en geef ik dus enkel een overzicht van de producten die wijzelf gebruiken. Het spreekt voor zich dat tevens andere methodes en het gebruik van andere producten (van andere producenten) alvast ook tot een goed kweekresultaat kunnen leiden.

  1. De huisvesting
    Kweek in gescheiden vluchtjes
    Het kweken bij ons gebeurt in vluchtjes. Deze vluchtjes zijn ondergebracht in een omgebouwde houten constructie die vroeger nog dienst heeft gedaan (bij wijlen mijn schoonvader) als serre. Binnen de globale ruimte van 6m30 op 3m20, zijn een aantal kleine vluchtjes naast elkaar gemaakt. In totaal zijn er 7. Deze hebben als
    2/14
    afmetingen: breedte 0m87 en diepte 2m28. De hoogte in het midden is 2m26 en de hoogte achteraan is 1m60. Het geheel is volledig overdekt met wit-verlakte aluminiumplaten. De zijkanten en de achterkant van de globale constructie zijn tevens met dezelfde metalen platen afgewerkt. De witte kleur heeft als voordeel dat felle zonnestralen worden weerkaatst en op deze manier de warmte minder wordt geabsorbeerd. Dit kan in volle zomer bij uitzonderlijk warm weer een groot voordeel zijn en vermijden dat het in de vluchtjes te warm wordt. De voorkant van onze kweekvolière is naar het zuiden gericht en is afgewerkt met doorschijnende plastieken golfplaten. Op deze manier wordt gezorgd voor de nodige lichtinval. In volle zomer worden wel een 2-tal plastiekplaten verwijderd. Dit om zo voor wat meer ventilatie te zorgen en de temperatuur binnen in de boxen onder controle te kunnen houden.
    Aan de binnenkant van onze kweekvolière zijn zowel het plafond, de zijkanten als de achterkant afgewerkt met houten triplexplaten. Tussen de triplexplaten en de wit-verlakte alu-platen is er een ruimte van circa 7 cm. In deze ruimte kan de lucht vrij circuleren. Deze circulatie draagt er tevens toe bij dat in volle zomer de temperatuur binnenin draaglijk blijft en er minder kans is op sterfte van de jongen ten gevolge te hoge temperaturen.
    In die 18 kweekseizoenen hebben we slechts eenmaal jongen dood gehad ten gevolge van de warmte en dat was op de beruchte ‘zwarte vrijdag 27 juli’ van het laatste kweekseizoen. Toen werd het bij ons, gemeten onder thermometerhut, maar liefst 38 graden en was er geen uitkomen meer aan. Alle 9 jongen van de laatste ronde die op dat moment tussen de 3 en 5 dagen waren, stierven in hun nest. Laat ons hopen dat dergelijke extreme temperaturen in de toekomst uitblijven, want deze zijn zowel voor mens als voor dier geen goeie zaak.
    Optimaal benutten van de lichtinval
    De triplexplaten gebruikt voor de binnen-afwerking zijn volledig in het wit geschilderd. Op deze manier wordt de natuurlijke lichtinval optimaal benut.
    Bodem in beton
    De bodem is volledig in beton. Voordeel is dat hierdoor ongedierte zoals muizen en ratten minder kans maken om binnen te geraken. Nadeel is echter wel dat er geen begroeiing of beplanting in de kweekboxen aanwezig is.
    Bruin schelpenzand als bodembedekker
    Als bodembedekker gebruiken we bruin schelpenzand. In dit schelpenzand vinden de kweekpoppen volgens mij zaken die de aanmaak van de eierschalen bevorderen. Je moet maar eens zien hoe een kweekpop, die aan leg toe is, na het verversen van het schelpenzand als een bezetene op de grond rondloopt en vlijtig rond zich heen pikt. Op het moment dat de poppen aan leggen toe zijn, drijf ik dan ook de regelmaat van het verversen van dit schelpenzand wat op.
    Beperk het aantal gebuikte boxen!
    Aan de voorkant van de kweekboxen is een gang voorzien die de toegang tot de boxen vergemakkelijkt.
    In totaal zijn er zoals reeds eerder vermeld 7 boxen. In 4 daarvan zit een kweekpop (box 1, 3, 5 en 7). De overige 3 boxen hou ik vrij als ‘speel’-ruimte. Deze ‘speel’-ruimte wordt onder andere gebruikt voor het afzonderen van de kweekman of als extra ruimte voor als er jongen uitvliegen of als tijdelijk verblijf om de pop even af te zonderen als er iets moet gedaan worden in haar box (eitjes schouwen, jongen ringen, proper maken box, enz.). Bij een pop die bijvoorbeeld 5 pas-uitvliegende jongen heeft en ondertussen reeds begonnen is aan een volgende ronde, stel ik indien mogelijk, op dat moment 1 of 2 extra boxen ter beschikking. Zo wordt tijdelijk extra ruimte gecreëerd en kunnen de jongen zich wat meer verspreiden. Dit verlaagt de kans dat ze het pas gebouwde nieuwe nest gaan bevuilen en de pop storen. Dit systeem van werken (vrije boxen als speelruimte) biedt dus heel wat mogelijkheden. Het voorkomt alvast veel onnodige stress voor zowel de kweekpoppen alsook voor de kweker zelf. Uiteindelijk gaat het hier om een hobby en is het toch wel de bedoeling dat het een beetje leuk blijft. Met onze 7 boxen zouden we kunnen opteren voor het inschakelen van meer dan 4 poppen. Maar dat doe we bewust NIET. Het zou ons alleen maar meer stress en problemen bezorgen. En misschien zouden we op het einde van het kweekseizoen zelfs minder jongen op stok krijgen, ten opzichte van de aantallen die we nu ieder jaar halen met onze 4 poppen, die zonder al te veel stress hun ding kunnen doen.
    Elkaar niet zien = minder stress
    3/14
    De boxen zijn zoals reeds eerder vermeld, gescheiden door middel van “triplex”-platen. Op deze manier kunnen de kweek-poppen elkaar niet zien. En ‘elkaar niet zien’, betekent terug minder stress en terug een toenemende kans op een succesvolle kweek.
    De zitstokken
    Onze zitstokken zitten vastgeklemd in pvc-buisklemmen. Hierdoor zitten ze alvast stevig vast. Dit is belangrijk, want tijdens de paring moeten de kweekpoppen zich goed kunnen vasthouden. Als de stokken los zitten kan dat als gevolg hebben dat de paring niet perfect verloopt met een slechte bevruchting als resultaat.
    Door met die buisklemmen te werken is het ook heel eenvoudig om de zitstokken los te maken en even te verwijderen. Dit vergemakkelijkt het reinigen en ontsmetten. Als een pop met jongen zit, is het regelmatig proper maken van de zitstokken een noodzaak. De poppen droppen namelijk meestal de uitwerpselen van de nest-jongen op de zitstokken. Gemakkelijk uitklikbare zitstokken is dus zeker op dat moment een groot pluspunt.
    Het superbelangrijk schuifdeurtje
    Achteraan de houten wanden (ter hoogte van de achterste zitstok) is een schuifdeurtje voorzien. Dit schuifdeurtje kan gemakkelijk opgetrokken en terug neergelaten worden via een touwtje dat uitmondt in de gang vooraan de kweekboxen. Dit schuifdeurtje is superbelangrijk. Het laat onder andere toe om op een heel eenvoudige manier de koppeling van de poppen met hun respectievelijke kweekman te laten gebeuren.
    Vereenvoudig het voederen
    Vooraan in iedere box is tevens een voederplankje voorzien dat via een klein valdeurtje gemakkelijk toegankelijk is. Zo is het mogelijk om op een snelle en efficiënte wijze, zonder telkens de box te moeten binnengaan, vers voedsel te verschaffen (wat tijdens de kweekperiode een dagelijks karwei is).
    Tevens is er onderaan een extra deurtje voorzien om gemakkelijk het drink- en badwater te kunnen verversen. Kleine details die ervoor zorgen dat het binnengaan in de boxen tot een minimum wordt beperkt en de pop in alle rust haar ding kan doen.
  2. Nestgelegenheid
    Houten kweekbakjes en stenen potjes
    Als nestgelegenheid worden in de kweekboxen houten kweekbakjes opgehangen. Dit zijn in de handel aangekochte bakjes waaraan ik een aantal kleine aanpassingen heb gedaan. Zo heb ik de zijkanten gedeeltelijk uitgezaagd om wat meer lichtinval te voorzien en op de voorkant van de kweekbakjes heb ik een klein zitstokje bevestigd.
    4/14
    In deze kweekbakjes wordt een stenen nestpotje gehangen waarin een passend kokosmandje met een dun ijzerdraadje wordt vastgemaakt. Ik ben voorstaander van stenen potjes omdat die minder luchtdoorlatent zijn en zo het eventueel te droog worden van de eitjes kan vermeden worden. Tweede voordeel is dat je die potjes gemakkelijk kunt uitnemen om bijvoorbeeld de eitjes te schouwen of de jongen te ringen.
    Twee kweekbakjes per box
    Per box voorzie ik telkens 2 van deze kweekbakjes. Zo kan het veranderen van nestlocatie voor een volgende ronde gemakkelijk gebeuren. De nestbakjes worden opgehangen ter hoogte van de hoogste zitstok.
    Hou rekening met voorkeur van de poppen
    Vroeger werd zowel links als rechts in de box een bakje gehangen. Ik heb echter vastgesteld dat bijna altijd bij alle poppen het bakje aan de linkerkant de voorkeur kreeg. De laatste jaren hang ik dan ook enkel nog nestbakjes aan de linkerkant. Waarschijnlijk heeft de keuze van de poppen (om altijd aan de linkerkant hun nest te bouwen) iets te maken met het optimaal benutten van het licht van de opkomende zon vanuit het oosten. De voorkant van de boxen is naar het zuiden gericht en hierdoor is de lichtinval op de locatie van de nestbakjes meest optimaal de eerst helft van de dag. Dit fenomeen is alvast geen exacte wetenschap, maar iets dat ik door de jaren geen heb vastgesteld en toch even wil vermelden.
    Een van mijn huidige kweekpoppen die 3 jaar oud is, weigert steevast om te veranderen van locatie voor haar volgende ronde. Ze wil dus altijd terug op identiek dezelfde plaats haar nieuw nest bouwen, niettegenstaande dat het 2de bakje slechts 30 cm verderop hangt. Bij deze pop wissel ik altijd de bakjes om als de jongen 7 a 8 dagen oud zijn. Zo heeft ze altijd op tijd een vers nestbakje op de plaats waar ze haar volgende ronde zal aanvatten. Het verplaatsen van het nestje met de jongen geeft tot nu toe nooit problemen gegeven. De pop blijft telkens de jongen verder voederen.
    Wanneer de nestbakjes voorzien
    Begin maart worden de nestbakjes opgehangen in de vluchtjes en tevens wordt op dat ogenblik tevens het nestmateriaal verschaft.
  3. Het nestmateriaal
    Wat betreft het nestmateriaal hou ik het simpel. Ik voorzie twee soorten ‘SISAL’-nestmateriaal. De ene soort bevat wat grover nestmateriaal en de tweede soort bevat fijnere bestanddelen zoals dierenhaar. Het grovere nestmateriaal wordt door de kweekpoppen gebruikt voor de ruwe opbouw van het nest en het fijnere nestmateriaal wordt eerder op het einde gebruikt voor de afwerking van het nest.
    Metalen korfjes
    Het nestmateriaal wordt verschaft in metalen korfjes die worden bevestigd aan de volièredraad vooraan in de box. Juist onder de korfjes bevindt zich een houten plankje, van waarop de kweekpop in alle rust uit het voorgeschotelde aanbod haar keuze kan maken.
    Nestmateriaal dat op de grond terechtkomt, en er te lang blijft liggen, zal indien het te sterk bevuild is, niet meer gebruikt worden door de pop. Op regelmatige tijdstippen wordt het gevallen nestmateriaal dan ook terug in de korfjes gestopt, om zo een te sterke bevuiling te voorkomen. Op deze manier vermijd je dat er te veel nestmateriaal verloren gaat.
    In de diepvries ermee
    Vooraleer ik nieuw aangekocht nestmateriaal in gebruik neem, stop ik het altijd eerst een paar dagen in de diepvriezer. Het invriezen zorgt ervoor de al het eventueel aanwezige ongedierte zoals mijten, luizen, neten, enz. vernietigd wordt en zo achteraf geen schade kan teweegbrengen in de kweekboxen. Ik zeg altijd … ‘beter voorkomen dan genezen!’ Om te vermijden dat bij het invriezen het nestmateriaal vocht zou opnemen, wordt alles goed luchtdicht verpakt in een goed afgesloten plastieken zak.
    5/14
  4. De voeding
    Wat de voeding betreft, maken wij een onderscheid tussen 3 verschillende periodes. Deze zijn de ruiperiode, de rustperiode en de kweekperiode. Om de kans op een geslaagde kweek te verhogen is het van belang om voor elk van deze periodes een aangepast voedingsschema te hanteren.
    Het is dus zeker niet voldoende om alleen tijdens de kweekperiode extra aandacht te besteden aan de voeding, maar tevens tijdens de rui- en rustperiode moeten we doelgericht te werk gaan. We moeten immers onze kweekvogels in perfecte conditie en topfit aan de startlijn van het kweekseizoen brengen. Vogels die in minder goede conditie het kweekseizoen moeten aanvatten, zullen nooit de verhoopte kweekresultaten halen.
    Eigenlijk wordt het welslagen van een volgend kweekseizoen reeds voor een groot deel bepaald op het moment dat de kweekvogels aan het ruien gaan. Op dat moment hebben ze (en dit vooral de kweekpoppen) een heel zwaar-belastend kweekseizoen achter de rug, en daar bovenop hebben zo op dat moment tevens een energie-slopende ruiperiode voor de boeg. Spreekt voor zich dat we zeker tijdens die periode extra aandacht moeten besteden aan onze beestjes en doelgericht en versterkend gaan voederen. Doen we dit niet, dan zullen onze kweekvogels mogelijks verzwakt uit de ruiperiode komen, met alle mogelijke gevolgen van dien voor het volgende kweekseizoen.
    4.1 Voeding tijdens de ruiperiode
    De ruiperiode is dus een heel cruciale periode voor onze kweekvogels. Wij geven tijdens deze periode het volgende.
    De basisvoeding is een goeie rui-mengeling, onkruidzaden en grit. Daarnaast geven we tevens een aanvullende samenstelling die er moet voor zorgen dat het energieniveau tijdens deze zware periode op peil blijft. Deze bestaat onder andere uit krachtvoer en vetrijke zaden. Onze dagelijks klaargemaakte hoeveelheid bedraagt ongeveer 100 gram en wordt als volgt bereid. 2 afgestreken soeplepels eivoer kanarie van Cédé. 1/2 soeplepel nutribird c15, 3/4 soeplepel frutti patee van Orlux. 3/4 soeplepel insect patee van Orlux. 1/2 soeplepel diepvries buffalowormen. 1 afgestreken soeplepel diepvrieserwten. 3/4 soeplepel gepelde zonnebloempitten, 3/4 soeplepel lijnzaad en 1 bolvolle soeplepel onkruidzaden. Tevens wordt ofwel het vitaminepreparaat Mutavit (1 gr) ofwel Omnivit (1 gr) toegevoegd. Op maandag, woensdag en vrijdag is dat Mutavit en op de andere dagen van de week is dat Omnivit.
    Deze dagelijkse portie van circa 100 gram wordt aangeboden aan circa 25 vogels in totaal. Per vogel betreft het hier dus een eerder beperkte hoeveelheid per dag. Iedere dag van de ruiperiode wordt dit voorzien. Wat niet op is van de dag ervoor, wordt telkens verwijderd en vervangen door een versie portie. Met dit voedingsschema komen onze vogels alvast gezond en wel door de rui.
    Mutavit versus Omnivit
    Mutavit is tevens zoals Omnivit een multivitaminen-preparaat dat de algemene conditie bevordert. Mutavit bevat echter een hoger gehalte aan zwavelhoudende aminozuren en biotine. Deze stoffen zijn heel belangrijk tijdens de rui. Ze bevorderen namelijk de vederopbouw en bezorgen zo onze vogels een mooi en stevig verenkleed.
    4.2 Voeding tijdens de rustperiode
    Eenmaal de rui volledig voorbij, komen de vogels in de zogenaamde rustperiode. Het moeilijkste en zwaarste deel van het jaar is op dat moment achter de rug. Vanaf dan is het eerder uitbollen en toeleven naar het volgende kweekseizoen. Tijdens de rustperiode wordt tijdelijk overgeschakeld op wintermengeling en wordt de bovenvermelde bijvoeding (van tijdens de rui) afgebouwd tot nog slechts 1 x per week. Tevens wordt aan de verstrekte bijvoeding enkel nog Omnivit toegevoegd en geen Mutavit meer.
    Vanaf half december wordt beetje bij beetje de wintermengeling in fases afgebouwd. Dit doen we door geleidelijke aan (en steeds meer en meer) zomermengeling (speelmengeling) toe te voegen aan de wintermengeling. De kweekvogels mogen namelijk ook niet te vet en te zwaar aan de startlijn van het nakende kweekseizoen komen, vandaar dit geleidelijk afbouwen naar zomermengeling toe. Tegen begin februari staan ze dan reeds volledig op zomermengeling. Kort daarna wordt dan gestart met het ‘voor de kweek’-aangepaste voedingsschema.
    4.3 Voeding tijdens de kweekperiode
    De basisvoeding tijdens de kweekperiode bestaat zoals hierboven reeds vermeld, uit zomermengeling. Bij ons is dit de speelmengeling ‘konkoersvinken triumph’ van Versele-laga. Wij maken dus wat dit betreft geen onderscheid tussen onze kweekvogels en onze speelvogels. Daarnaast geven we ook zoals tijdens de andere periodes van het jaar, onbeperkt onkruidzaden en vogelgrit.
    6/14
    De aanvullende voeding tijdens de kweekperiode
    Zoals we dit tevens toen tijdens de ruiperiode, geven we ook tijdens de kweekperiode een aangepaste samenstelling van aanvullend voer. Nu natuurlijk wel specifiek gericht op het bevorderen en optimaliseren van de kweek. In deze periode moeten we onder andere zorgen voor een ‘boost’ van eiwitten en calcium. Zaken die heel belangrijk zijn tijdens de kweekperiode. Dit niet alleen voor de oudervogels, maar zeker ook voor de jongen. Het is nu eenmaal de bedoeling dat we gezonde, sterke jongen kweken en zoals ‘Rik Tanghe’ recent nog schreef in zijn artikel “Over vinkeneitjes…”, hebben we dit als kweker voor een groot deel zelf in de hand. Onze kweekvogels en ook de jongen kunnen maar binnenkrijgen hetgeen wij hen, als kweker, aanbieden. Om gezonde en sterke jongen te kweken, is een goede uitgebalanceerde voeding tijdens de kweek dan ook primordiaal.
    Ons dagelijks klaargemaakte portie bijvoeding tijdens de kweekperiode bedraagt ongeveer 100 gram en wordt als volgt bereid. Het basiselement van het geheel zijn 2 bol-gevulde soeplepels gekiemd zaad. Dit moet ervoor zorgen dat het geheel wat vochtig en ‘rul’ wordt. Gekiemd zaad is iets dat de vogels gemakkelijk en graag aannemen. En als ze het kiemzaad naar binnenwerken, zullen ze automatisch ook de andere toevoegingen gemakkelijk mee opnemen. Het kiemproces van het kiemzaad beslaat bij ons 36 uur. Namelijk, 12 uur ondergedompeld in water (zie foto), 12 uur laten uitlekken en dan nog 12 uur laten rusten na toevoeging van al de rest van de ingrediënten.
    Volgende zaken worden verder nog toegevoegd aan het gekiemd zaad: 2 bol-gevulde soeplepels droog eivoer inlandse vogels van Orlux, 3/4 soeplepel nutribird pellets c19, 10 ml eiwit90 Pieters speciaal, 5 ml Calci-lux, 0,5 ml Spirulina (5ml per 1000gr), 1 afgestreken soeplepel diepvrieserwten, 1 bol-gevulde soeplepel diepvries buffalowormen en ook nog (afhankelijk van het moment) 1 gr Fertivit of 1 gr Omnivit.
    Voor het gemak van werken mengen we volgende zaken op voorhand op 1kg van het gebruikte droog eivoer. 10 x 10 ml eiwit90. 10 x 5ml Calci-lux. 5 ml Spirulina en 300 gr Nutribird c19. De andere zaken (de diepvries-erwten, de diepvries-buffalo’s en het vitaminepreparaat) voegen we pas toe de dag van het klaarmaken.
    Telkens worden ‘s avonds alle ingrediënten toegevoegd aan het klaargemaakte gekiemd zaad. Het geheel komt in een afgesloten plastieken potje terecht en wordt goed geschud. Pas de volgende ochtend wordt het mengsel aangeboden aan de vogels. Zo kan het kiemproces van de gekiemde zaden nog een nachtje doorgaan en hebben de toegevoegde diepvries-buffalo’s en diepvries-erwten ook voldoende tijd om rustig te ontdooien
    Wanneer Fertivit en wanneer Omnivit
    Zoals reeds vermeld, wordt aan de klaargemaakte bijvoeding tevens een multivitaminen-preparaat toegevoegd.
    Om de kweek op gang te trekken (eind februari, maart en begin april) gebruiken we hiervoor steeds “Fertivit” en vanaf het ogenblik dat de poppen beginnen te leggen, schakelen we over op “Omnivit”. De samenstelling van “Fertivit” en “Omnivit” is zo goed als identiek. Het enige grote verschil is, dat ‘Fertivit’ een sterk verhoogde concentratie ‘vitamine E’ bevat. En het is juist die vitamine E die belangrijk is om de kweekpoppen op gang te krijgen. Vitamine E bevordert namelijk de geslachtsdrift en de vruchtbaarheid.
    Ongeveer 100 gram voor 4 kweekpoppen en 2 kweekmannen
    7/14
    Alle ingrediënten tezamen bedraagt onze dagelijks gemaakte samenstelling ongeveer 100 gram. Dit verdelen we onder de 4 kweekpoppen (en hun jongen) en de 2 kweekmannen. Eénmaal er afgezonderde jongen zijn drijven we de dagelijks aangemaakte hoeveelheid (naar verhouding van het aantal zelfstandige jongen) op. Ook de afgezonderde jongen blijven deze bijvoeding namelijk verder krijgen om zo een optimale groei te garanderen.
    Dagelijks een versie portie
    Door de aanwezigheid van vochtig gekiemd zaad in de samenstelling, laten we de verschafte portie nooit langer dan 24 uur staan. Wat niet op is van de vorige dag, wordt telkens verwijderd en vervangen door een vers-klaargemaakte portie.
    Wanneer starten met de bijvoeding?
    Half februari starten we met deze aanvullende voeding. In het begin aan een ritme van 3 maal per week en vanaf begin maart reeds dagelijks. Dit gaat zo door tot een eind van het kweekseizoen. Vanaf de kweekvogels in de rui gaan, schakelen we dan over op het eerder besproken ‘ruiperiode’-voedingsschema.
    Kiemzaad-vervanger ‘Perle Morbide’
    Niettegenstaande de jarenlange goeie ervaringen met kiemzaad, ben ik toch van plan om volgend kweekseizoen over te schakelen op de kiemzaadvervanger ‘Perle morbide’. ‘Perle morbide’ zorgt er eveneens voor (zoals gekiemd zaad) dat de verschafte samenstelling vochtig en “rul” wordt. ‘Perle morbide’ is wat het klaarmaken betreft, minder arbeidsintensief. Tevens wordt het blijkbaar (net als gekiemd zaad) ook heel goed aangenomen door de meeste kweekvogels. Ook is het minder schimmelgevoelig. Ik ga het er dan ook op wagen om na 18 succesvolle ‘kiemzaad’-jaren over de schakelen op die ‘Perle Morbide’-korreltjes. We zien wel wat het wordt. Ik zal jullie alvast na het volgend kweekseizoen laten weten hoe deze overgang verlopen is.
    Levende buffalowormen
    Als er jongen zijn wordt de reeds verschafte basis- en bijvoeding nog verder aangevuld met levende buffalowormen. Om deze buffalowormen in goeie conditie te houden en hun voedingswaarde te optimaliseren, voorzien we hen tevens van voedsel. Bij ons krijgen de buffalowormen ‘droog eivoer kanarie van Cédé’ aangevuld met ‘Nutribird-pellets C19’. Naast de hoge voedingswaarde hebben beide producten tevens een aangename zoete geur. Tevens worden er om de 2 dagen wat fijngesneden schijfjes appel gegeven. Telkens wordt een volledige appel verdeelt over circa 2 liter buffalowormen. De buffalowormen krijgen dus zowel droog als vochtig voer. Al wat ze binnenspelen zal uiteindelijk tevens de jongen ten goede komen!! Overdrijf zeker niet met de hoeveelheid vochtig voer (de appelschijfjes in ons geval), anders bestaat het gevaar dat het geheel een plakboel wordt, wat de houdbaarheid zeker niet ten goede komt. Ter bewaring, worden de buffalowormen ondergebracht in insectboxen. Deze zijn onderaan voorzien van een fijn gaas dat ervoor zorgt dat de ontlasting van de wormen erdoor kan vallen. Zo blijven de wormen mooi zuiver en moeten ze niet in hun eigen ontlasting vertoeven. Heel belangrijk is dat het gaas onderaan de insectboxen niet verstopt geraakt. Om dit te vermijden zet ik de insectboxen op kleine afstandshoudertjes van circa 2 cm. Ik gebruik hiervoor eindmoffen van pvc-buizen van 3/4.
    Regelmatig de doorgevallen ontlasting van de wormen verwijderen uit de opvangschaal is natuurlijk wel nog altijd van doen, maar door de extra afstandshoudertjes duurt het net iets langer vooraleer de limiet bereikt is en moeten we dit karwei dus minder frequent herhalen. We doen maximum 1/2 liter wormen in één insect-box. We hebben er een 4-tal in gebruik. Zo kunnen we dus makkelijk tot 2 liter buffalowormen stockeren. In vol kweekseizoen is die 2 liter voldoende om 1 a 2 weken te overbruggen.
    Deze insectboxen worden in houten bakken geplaatst met daar bovenop een doorzichtige plastieken plaat. De temperatuur in deze houten bakken wordt op circa 16 a 17 graden gehouden. Dit gebeurt met behulp van 4 kleine klassieke gloeilampkes van 25 watt en een ingebouwde kamerthermostaat.
    8/14
    Slecht-ruikende buffalo’s op de mesthoop
    Met dit systeem van werken (voldoende voedsel geven en alles op een constante temperatuur van 16 à 17 graden houden), blijven de buffalowormen zeker 2 à 3 weken in topconditie. Als de wormen echter op een bepaald ogenblik toch een onaangename, abnormale geur beginnen te verspreiden, dan zijn ze rijp voor de mesthoop. Zeker deze dan niet meer voorschotelen aan de kweekpoppen, want de kans bestaat dat ze deze zullen weigeren te gebruiken om hun jongen ermee te voederen, met mogelijks sterfte van de jongen als gevolg! Wij hebben dit zelf ooit eens meegemaakt met één van onze beste kweekpoppen. Deze pop bracht altijd al haar jongen perfect op. Op een bepaald moment was de geur van onze buffalowormen niet zo fris meer, maar toch werden deze nog voorgeschoteld. En wat gebeurde er? Die heel goeie pop begon plots haar jongen uit te werpen. Heel raar, want ze had dit nooit eerder gedaan. Omdat ik al direct een vermoeden had dat de ‘slecht-ruikende’ wormen hier iets mee te maken hadden, werden deze in de mesthoop gekieperd en ging ik onmiddellijk een verse lading halen. Bij het verschaffen van de verse wormen zag ik dat de betreffende pop onmiddellijk als een bezetene terug begon te azen. De jongen werden perfect opgebracht en niet meer uitgeworpen. Voor mij was dit toen een overduidelijk signaal. Buffalowormen die slecht beginnen te ruiken gaan onherroepelijk de mesthoop in en worden nooit of te nimmer nog voorgeschoteld.
    Buffalo’s nooit in direct zonlicht plaatsen
    Om de buffalowormen ter beschikking te stellen in de kweekvluchtjes, doen we ze in zelfgemaakte kleine insectboxjes die tevens onderaan voorzien zijn van een fijn gaas en kleine voetjes. Zo blijft daar ook alles proper en vermijd je ook daar dat de buffalowormen zichzelf bevuilen in hun eigen ontlasting.
    Zorg er ook voor dat de buffalowormen nooit in direct zonlicht staan. Als ze het te warm krijgen gaan ze er onherroepelijk onderdoor en mag je ze wegkieperen!
    Diepvries versus levende buffalowormen
    Wij dienen dus zowel levende als diepvries buffalowormen toe! In hoofdzaak voeren de poppen hun jongen met levende buffalowormen. Bij 1 van onze huidige kweekpoppen geven we de eerste 4 levensdagen van de jongen enkel diepvrieswormen. De mensen die mijn artikel van vorig jaar “Hoe mijn slechtste kweekpop mijn beste kweekpop werd” gelezen hebben, zullen weten waarom. Daar dit eerder een uitzondering op de regel is wil ik het er hier in dit naslagwerk niet verder over hebben.
    Reeds enkele jaren geen diepvries-pinkies meer
    Tijdens onze eerste kweekjaren werden tevens ‘diepvries-pinkies’ toegediend. Dit doen we nu al enkele jaren NIET meer. Ooit hadden we een heel bizarre ervaring met die pinkies, vandaar de ommezwaai. Eén van onze poppen uit de periode van toen we nog pinkies gaven, gooide bij iedere ronde steevast enkele jongen uit het nest als die 2 a 3 dagen oud waren. Gevolg was, bij die pop altijd kleine nestjes van slechts 1 of 2 jongen. Wat me opviel bij die pop was, dat ik op haar voederplankje nooit witte “vellekes” zag liggen, terwijl ik die wel zag liggen bij mijn andere kweekpoppen. Normale poppen ontdoen de pinkies blijkbaar van hun huid (vel) vooraleer deze te geven aan hun jongen. Die ene (speciale) pop deed dit blijkbaar niet. Vanaf het ogenblik dat ik die pop geen diepvries-pinkies meer verschafte, overleefden haar jongen allemaal en hadden we steevast van die pop grote, volle nesten. Vanaf dat ogenblik zijn we dan ook gestopt met het toedienen van pinkies. Dat is ondertussen zeker al meer dan 10 jaar geleden. Ik ben er echter wel van overtuigd dat pinkies zeker hun waarde hebben bij het kweken van botvinken, maar ik zou ze persoonlijk dan eerder pas geven vanaf het moment dat de jongen een dag of 5 oud zijn om hierboven vermeld bizar probleem te voorkomen. Vanaf een leeftijd van 5 dagen, zal een jong waarschijnlijk ook pinkies, die niet ontdaan zijn van hun ‘velleke’, zonder negatieve gevolgen kunnen verteren.
    Gebroken zaadmengeling
    Vanaf het moment dat er jongen uitvliegen, stellen we tevens gebroken zaad ter beschikking in de kweekboxen. Dit gebroken zaad nemen de jongen gemakkelijk aan. Dit zorgt ervoor dat ze sneller op zaad staan en zo ook sneller kunnen afgezonderd worden. Voor het breken van de zaadmengeling gebruiken we een oude elektrische koffiemolen die ik ooit op een rommelmarkt aan de haak heb kunnen slaan. Het zaad gaat wel maar heel kortstondig in de koffiemolen. Het is namelijk niet de bedoeling dat het tot poeder wordt vermalen! Het moet alleen maar wat gebroken zijn.
    9/14
  5. Het koppelen
    Om de koppeling zo eenvoudig mogelijk te laten verlopen zitten de poppen zoals reeds eerder vermeld in boxen 1, 3, 5 en 7. De tussenliggende boxen worden onder andere gebruikt voor de kweekmannen. Afhankelijk van de situatie plaats ik een kweekman in een aanliggend box van de pop die op dat moment moet gespoord worden. De boxen zijn zoals reeds eerder vermeld, gescheiden met houten wanden, zodat de kweekvogels elkaar niet kunnen zien. Achteraan de houten wanden (ter hoogte van de achterste zitstok) is, zoals reeds eerder vermeldt, een schuifdeurtje voorzien. Dit schuifdeurtje kan gemakkelijk opgetrokken en neergelaten worden via een touwtje dat uitmondt in de gang vooraan de kweekboxen. Dit laat een gemakkelijke, gecontroleerde koppeling toe van de poppen met hun respectievelijke kweekman.
    Wanneer koppelen?
    Het eigenlijk koppelen van de poppen met hun respectievelijke kweekman gebeurt pas als de pop reeds begonnen is met nestbouw. De belangrijkste periode voor een geslaagde bevruchting is 1 à 2 dagen voor het leggen van het eerste ei. Ooit had ik eens een pop die slecht 1 keer had willen paren 2 dagen voor haar eerste ei. Ze legde 5 eieren en alle 5 waren ze bevrucht!! Na de paring wordt de man telkens teruggestuurd naar zijn eigen box, waar hij zich reeds kan voorbereiden voor zijn volgende beurt.
    Hoe kunnen we een geslaagde paring herkennen?
    Telkens je de man tijdens de actie plots hoort grollen en zingen en wat later lichtjes hoort ‘wieten’ en ‘steken’, mag je zeggen dat het weeral eens gelukt is en dat de kans groter en groter wordt dat alle eieren bevrucht zullen zijn. Kijken of er een paring plaats gevonden heeft, hoeft dus helemaal niet. Gewoon op basis van de voortgebrachte geluiden weet je of het al dan niet gelukt is. Met erop te staan kijken zal je zeker de slaagkans niet verhogen, want op dat moment ben je voor het kweekkoppel een storend element. Eerlijk gezegd, we zouden het zelf ook niet zo leuk vinden als er bij dergelijke activiteiten ‘potte-kijkers’ zouden zijn. Dus schuifdeurtje omhoog, je even terugtrekken en op de achtergrond alles goed afluisteren.
    Paring 36 uur voor eerste ei heel belangrijk
    Een pop is meestal maar een paar dagen bereid om zich te laten sporen. Het komt er dus op aan tijdens deze periode er zeker een aantal keren de man bij te laten. Eén maal je het kweekritme van een bepaalde pop kent, is het heel eenvoudig te bepalen op welke dagen dit ongeveer zal zijn. Ik wil nogmaals herhalen dat het belangrijkste ogenblik voor een geslaagde bevruchting ongeveer 36 uur voor het leggen van het eerste ei is! Hou dit dus steeds goed in gedachten.
    Voor het bepalen van het juiste moment kan je gebruik maken van de vroegere kweekverslagen van uw kweekpoppen (meer uitleg over die kweekverslagen volgt verderop in dit naslagwerk). De leg-cyclus kan per kweekpop verschillend zijn. Deze kan variëren van 24 tot 33 dagen. We hebben al poppen gehad die reeds terug eieren leggen voordat de jongen van de voorgaande ronde uitvliegen en we hebben er ook al gehad die pas opnieuw beginnen te leggen als de jongen al een tijdje uitvliegen.
    Laat de poppen maar alleen het werk doen
    Wij hebben ondervonden dat een goede kweekpop perfect in staat is om al het werk alleen op te knappen. Het opbrengen van 5 en zelfs 6 jongen, ondertussen een nieuw nest maken voor de volgende ronde, eieren leggen en broeden is voor een goede kweekpop geen enkel probleem. De kweekmannen bij mij moeten alleen zorgen voor de bevruchting. Voor de rest zitten ze afzonderlijk en hebben ze dus eigenlijk een luilekkerleven.
  6. De broedperiode
    Regelmatig vers badwater
    Het regelmatig verversen van het badwater is voor het welslagen van de kweek ook van primordiaal belang. Op het moment dat er eitjes zijn en de poppen aan het broeden gaan, is het de taak van de poppen om de eitjes voldoende vochtig te houden. Daarvoor moeten de poppen zich op gelijk welk moment altijd kunnen baden. Op deze manier kunnen ze het vochtgehalte van de eitjes op peil houden. Zeker op het moment dat de jongen bijna moeten uitpikken is het vochtig houden van de eitjes zeer belangrijk!! Dus zeker de dagen voor het uitpikken, zoveel mogelijk het badwater verversen om de pop aan te moedigen zich te baden! De jongen zullen bij voldoende vochtige eierschalen gemakkelijk en sneller uit het ei geraken. Als de eierschaal daarentegen te droog is, zal het uitpikken veel moeizamer verlopen en eist dat veel meer energie van het piepkleine jong, met als mogelijks gevolg, uitputting en sterfte.
    Het schouwen van de eitjes
    Een mens is nu eenmaal een nieuwsgierig wezen. Het is dan ook altijd leuk om tijdens het broeden eens na te gaan hoeveel eitjes er bevrucht zijn. Ik ga hiervoor wel nooit de pop van het nest jagen. Ik wacht altijd een moment af dat
    10/14
    de pop even het nest heeft verlaten. Onder het motto ‘niet zien is niet weten’, laat ik de pop alvast even in de naburige box via het schuifdeurtje. Om de eitjes te schouwen gebruik ik een hiervoor geschikt schouwlampje. Een dergelijk schouwlampje is in de meeste vogelhandelszaken te verkrijgen. Voordeel van zo’n lampje is, dat je de eitjes heel snel kan controleren zonder deze te moeten aanraken of uit het nest te moeten nemen. Hou het lampje even boven alle eitjes in het nest en al snel zal je weten of er al dan niet bevruchte eitjes tussen zitten. Na 4 a 5 dagen broeden kan je al eens een eerste controle doen. Als je een lichtrode schijn ziet bij het lichten, dan is de kans groot dat er in de betreffende eitjes nieuw leven aan het ontstaan is.
  7. Het ringen
    Op welke leeftijd worden de jongen geringd?
    Het ringen van de jongen begint bij ons altijd op de dag dat het oudste jong van het nest maximum 4 dagen is. Ik heb ondervonden dat als je langer wacht, de pootjes dikwijls al te dik zijn en het ringen sterk bemoeilijkt wordt. Daar ik geen eieren raap en de natuur zijn hang laat gaan, is het zo dat bij grotere nesten van 4, 5 of 6 jongen, het meestal niet lukt om alle jongen op hetzelfde moment te ringen.
    Wat doe ik met de ringen?
    De ringen worden volledig gekleurd met zwarte alcoholstift. Dit zwartmaken gebeurt minimum 4 dagen op voorhand zodat de reuk van de alcohol en van de inkt op de dag van het ringen zeker verdwenen is. Eigenlijk kleuren we reeds al onze ringen zodra we deze in ons bezit hebben. Zo is de geur van de alcohol en de inkt zeker verdwenen op het moment dat we ze nodig hebben.
    Op welk tijdstip van de dag?
    Het ringen doe ik meestal ’s avonds. Ik wacht een moment af dat de pop het nest heeft verlaten. De pop van het nest jagen probeer ik te vermijden. Dit vraagt soms wel wat geduld.
    Niet zien … is niet weten!
    Vooraleer de box binnen te gaan laat ik altijd eerst de kweekpop (via het schuifdeurtje) in een naburige vrije kweek-box. Het schuifdeurtje gaat terug dicht zodat de pop zeker niet kan terugkeren naar haar eigen box tijdens het ringen. De kweekpop mag pas terug in haar eigen box als het ringen voorbij is, het kweekbakje terug op zijn plaats hangt en de jongen al een beetje positie gekozen hebben in het nest!! Op deze manier heeft de pop totaal niet door dat er met haar jongen iets gebeurd is en is de kans veel kleiner dat ze de jongen in de steek zal laten of zal uitwerpen ten gevolge het ringen.
    Vermijd ongekende geurtjes!
    Vooraleer ik de jongen uit het nest neem, wrijf ik altijd eerst mijn handen in met wat eivoer. De reuk van eivoer is voor de pop een gekende geur. Dit zal dan ook terug de kans verkleinen dat de jongen worden uitgeworpen na het ringen.
    Het eigenlijke “ring”-werk …
    Hoe ga ik nu te werk? Ik neem altijd het kweekbakje van de vijs en haal het stenen potje met kokosmandje eruit. Om omvallen te vermijden plaats ik het stenen potje in een passend rechthoekig plastieken doosje. Daarnaast plaats ik nog een 2de stenen potje met kokos mandje om de jongen tijdelijk in te leggen tijdens het ringen. Ik plaatst dit alles op een comfortabele werkhoogte in de kweek-box, zodat ik “relaxed” mijn ding kan doen.
    De jongen worden ‘een voor een’ uit het nest gehaald en geringd. De 3 voorste teentjes worden gebundeld en gestrekt naar voren gebracht. Het achterste teentje wordt naar achteren geduwd. De ring wordt dan over de 3 gebundelde voorste teentjes gedraaid en verder doorgeschoven. Eenmaal voldoende ver over de voorste teentjes, neem ik de topjes van die gebundelde teentjes vast en trek ik zo de ring verder door naar achteren over het knobbeltje en het achterste teentje. Eenmaal de ring erover, trek ik de ring nog even terug om aan te voelen of het pootje voldoende dik is. Als de ring er zonder al te veel weerstand terug kan afgeschoven worden, dan laat ik de ring er af en doe ik de dag daarop een nieuwe poging. Tijdens het ringen worden de jongen ‘een na een’ in het 2de nestpotje gelegd. Pas als de jongen allemaal onder handen genomen zijn, worden ze ‘een voor een’ teruggelegd in het nest. Bij het terugleggen zorg ik ervoor dat de jongen altijd met hun kopje naar de rand van het nest gericht liggen. Tevens leg ik altijd eerst de grootste jongen terug en daarna pas de kleintjes. Dit laatste is vooral van belang als het gaat om grotere nesten van 4, 5 of 6 jongen.
    11/14
  8. Het afzonderen van de jongen
    De jongen worden op een leeftijd van 24 à 25 dagen afgezonderd van hun moeder. Omwille van het feit dat de jongen reeds gewoon zijn van kiemzaad te eten en tevens op een leeftijd van 20 dagen reeds zelfstandig van de gebroken zaadmengeling beginnen te eten, heb ik ondervonden dat jongen op die leeftijd alvast alleen hun plan kunnen trekken. De eerste dag dat ze apart zitten, roepen ze wel nog veel om hulp van hun mama. Maar na een paar uur hebben ze door dat mama niet meer komt en gaan ze automatisch zelf op voedseljacht.
  9. Kweekpoppen paringsrijp krijgen
    Laat de poppen veel zang horen
    Belangrijk om de poppen kweekrijp te krijgen is natuurlijk zoals reeds eerder vermeld, de eiwitrijke voeding. Naast de factor “voeding”, zal het regelmatig horen van vinkenzang tevens een zeer positieve invloed heeft op het kweekrijp komen van de poppen. Zorg er dus voor dat de poppen veel zang horen. Doordat de kweekboxen bij ons gescheiden zijn met houten scheidingswanden kunnen de kweekpoppen en de kweekmannen elkaar niet zien. Ze kunnen elkaar echter wel horen. Doordat de mannen de poppen niet zien, zullen ze geneigd zijn meer te zingen (om zo de popjes te kunnen veroveren). Moesten de kweekmannen zelf toch niet al te veel zingen, plaats dan desnoods een paar luidsprekers in de kweekruimte en laat regelmatig via een mediaspeler (tablet, cd, …) vinkenzang horen. Dit komt trouwens ook de zangopleiding van de jongen ten goede.
    Vermijd terugval bij duistere periodes
    Onze volière met daarin de kweekvluchtjes is bovenaan volledig overdekt met ‘NIET-lichtdoorlatende’ platen. We hebben dan ook alleen lichtinval via de voorkant. Tijdens de dagen dat het wat minder goed weer is, kan het dan ook binnenin soms redelijk duister zijn. Om tijdens die donkere dagen een terugval van de kweekdrift te vermijden, werken we sedert een paar jaar met een bijlichtsysteem in onze kweekruimte.
    Hoe gaan we te werk voor het bijlichten?
    In iedere kweek-box hebben we een stopcontact voorzien. Al deze stopcontacten worden gemeenschappelijk gevoed vanuit het aanliggend tuinhuis. Op elk van deze stopcontacten wordt een ‘dimbare’ ledlamp van 10 Watt aangesloten (ter info: een 10 watt ledlamp geeft evenveel licht als een 60 watt klassieke gloeilamp). De lichtkleur van de gebruikte ledlamp is 6500 Kelvin. Dit type licht (6500K) wordt ook wel eens daglicht of koud licht genoemd en kan het best vergeleken worden met de lichtkleur van de zon op middagsterkte. Vandaar ook de benaming daglicht.
    Via een digitale tijdschakelaar gecombineerd met een “zachte-start-stop”- dimmer (afgeregeld op een start- en stoptijd van 30 minuten) wordt de verlichting aangestuurd. Om de start- en stoptijden te bepalen heb ik een kalender opgesteld (in tabelvorm) met daarop per dag het tijdstip dat de zon opkomt en het tijdstip dat de zon ondergaat. Deze informatie kan je gemakkelijk terugvinden op het internet of ook op de welgekende druivelaar-kalender. Met deze tabel weet ik op ieder moment de exacte lengte van de dag en kan ik gemakkelijk de tijdsklok correct instellen. Om de 7 dagen stel ik mijn klok bij en stel ik ze in op de tijdstippen van de huidige dag + 7 dagen. Op deze manier loopt het systeem nooit achter.
    12/14
    Het aantal lichturen in de kweekboxen komt dus altijd overeen met de daglengte op dat moment. Forceren doen we dus niet. We proberen alleen de zon na te bootsen, om zo te vermijden dat tijdens donkere dagen de poppen een drift-terugval zouden krijgen.
    Poppen blijven gans de dag actief
    Het voordeel van dit systeem is dat de kweekpoppen altijd zeker en vast de werkelijke daglengte actief zijn, ook al is het eens een duistere periode ten gevolge van slechte weersomstandigheden. De poppen komen met dit systeem gemakkelijker op drift en blijven dit tevens. Het feit dat de kweekpoppen gans de dag actief zijn, heeft tevens zijn weerslag op het groeien van de jongen. Een pop in beweging zorgt ervoor dat de jongen sperren en dus tevens gevoed worden. Een pop die reeds een uur voor het einde van de werkelijke dag denkt dat de dag reeds voorbij is, zal de jongen dus ook minder lang voeden.
    Ik start het bijlichten begin maart en dit gaat door tot het einde van het kweekseizoen.
  10. Bijhouden kweekgegevens
    Persoonlijk vind ik het bijhouden van kweekgegevens van iedere kweekpop heel belangrijk. Dat laat toe om alles beter onder controle te hebben. Indien je verschillende kweekseizoenen na elkaar telkens weer met dezelfde poppen werkt, zullen de genoteerde gegevens heel nuttig zijn. Iedere pop heeft namelijk haar eigen kweekritme en legcyclus en deze komt jaarlijks steevast terug.
    De kweekverslagen die ik maak per pop bevatten onder andere gegevens omtrent het koppelen, de nestopbouw, het paren, het leggen, het broeden, het uitpikken, het ringen, het uitvliegen van de jongen, het afzonderen van de jongen en de geslachtsbepaling van de jongen. Zo heb ik altijd in één oogopslag, per jaar, een volledig beeld van iedere kweekpop. Deze info zal, zoals reeds eerder beschreven, heel nuttig zijn om bijvoorbeeld te bepalen wanneer voor een bepaalde pop de man er terug bij moet om te paren. Als je weet wanneer een pop haar eerste ei ongeveer zal leggen, dan weet je ook wanneer ze zeker moet paren.
  11. Rasvogels kweken
    Kweken met een goede man wil niet meteen zeggen dat de jongen daarvan goede kampers zullen zijn. De gebruikte pop heeft namelijk evenveel in de pap te brokken. Om de kans te vergroten dat de kwekelingen goede speelvogels worden, moeten dus zowel de gebruikte kweekman als de ingezette kweekpop voldoen aan alle eigenschappen van een karaktervogel met kamplust. Dit vaststaand feit hou ik constant in gedachten.
    Van een man weet men vrij snel wat zijn eigenschappen zijn door hem te proberen in de ‘reke’. Van een pop is dat echter niet zo evident. Hoe gaan we nu te werk om op korte tijd te weten te komen of een pop al dan niet goede eigenschappen bezit? Eén en dezelfde kweekman (die zijn sporen reeds verdiend heeft in de ’reke’) wordt gekoppeld aan verschillende poppen. Het jaar daarop probeer ik zo snel mogelijk te bepalen welke van de jonge mans het best reageren op vreemde zang. Eénmaal ik dat weet, weet ik tevens welke poppen de beste jongen geven. Alleen met deze poppen kweken we verder. De andere poppen worden niet verder ingeschakeld. Heb geen schrik om poppen die
    13/14
    goed kweken, maar geen sterke kampers afleveren, niet verder te gebruiken! Je moet echt van in het begin selectief te werk gaan, wil je geen jaren en jaren moeten wachten op het verhoopte resultaat. De uiteindelijke bedoeling is om zo meerdere sterke stammen te bekomen, waarvan met een bepaalde zekerheid jaarlijks een aantal bruikbare speelvogels voortkomen. Nogmaals herhalen dat bij deze methode van werken het uitermate belangrijk is dat je van bij het begin zeer selectief te werk gaat en dat je alleen met de lijnen waarvan de jongen goed presteren, verder werkt!
  12. Voorkomen van mijten
    Wie start met de kweek krijgt hoe dan ook ooit wel eens te maken met ongewenst ongedierte zoals mijten. Ook al houden we onze kweekruimte nog zo proper, toch kunnen we niet altijd vermijden dat we hiermee geconfronteerd worden, en dit met alle gevolgen van dien. Zelf hebben wij reeds moeten afrekenen met onder andere volgende boosdoeners: schurftmijt, kalkpoten, vedermijt en bloedluis. Vooral tijdens ons 2de kweekjaar in 2002 liep het goed fout. Toen waren we er ons nog niet echt van bewust dat, als je start met de kweek, er altijd wel wat meer gevaar om de hoek loert. Onder het motto “al doende leert men” en na een bezoek aan de dierenarts, werd toen een actieplan opgesteld om toekomstige nieuwe problemen te voorkomen.
    Behandelen van de kweekruimte
    Het behandelen van de kweekruimte bestaat bij ons uit 2 luiken. Enerzijds het “ontsmetten” en anderzijds het “vernietigen en voorkomen”. Ontsmetten alleen is zeker niet voldoende. We moeten tevens een middel gebruiken die alle mogelijke vormen van mijten en luizen vernietigd en tevens een langdurige werking heeft ter voorkoming van deze vervelende beestjes. Voor het ontsmetten gebruiken we Dettol. Dit is een product dat tevens in de ziekenhuizen wordt gebruikt en verkrijgbaar is in iedere apotheek. De Dettol wordt, volgens de voorgeschreven verhouding, toegevoegd aan het water dat we gebruiken om de kweekvluchtjes 2 x per jaar een poetsbeurt te geven.
    Voor de bestrijding en het voorkomen, gebruikten we vroeger (in de beginjaren als kweker) het product Océpou. Daar Océpou volgens uitgevoerde studies, kankerverwekkend bleek te zijn, werd het dan ook reeds vele jaren geleden uit de handel genomen. Ter vervanging (en op aanraden van onze dierenarts) gebruiken we momenteel ‘Effipro’-spray van Virbac. Daar dit product echter nogal prijzig is, vernevel ik het niet meer in gans de kweekruimte, maar enkel nog op de uiteinden van de zitstokken en tevens op en rond de nestbakjes.
    Tweemaal per jaar worden de kweekboxen ontsmet en tevens behandeld met het bestrijdingsproduct, zoals hierboven beschreven. De eerste keer is dat juist voor de kweek (half februari) en de tweede keer is dit juist na de kweek (half september).
    Behandeling van de vogels zelf
    Naast het behandelen van de kweekruimte, passen we ook jaarlijks een proactieve behandeling toe op de kweekvogels. Hiervoor gebruiken we Ivermectine. Dit is een zeer doeltreffend product tegen allerhande soorten parasitaire mijten, zoals schurftmijt, luchtpijpmijt, vedermijt en kalkpoten. Tevens is het doeltreffende tegen bloedluizen en ook tegen de meeste soorten darmwormen. Ivermectine wordt tevens gebruikt voor de behandeling van koeien en schapen. In voldoende verdunde mate kan het echter ook voor onze gevleugelde vrienden gebruikt worden. Het product moet dus zeker in de juiste verhoudingen aangemaakt worden. Het is dan ook ten zeerste aangeraden zich hiervoor te wenden tot een ‘in vogels gespecialiseerde’ dierenarts. Voor een paar EURO heb je reeds voldoende van het product voor het behandelen van heel wat vogels. De toediening gebeurt door verschillende keren (tussentijd variërend van 1 tot 2 weken) telkens één druppel aan te brengen op de naakte huid van de vogel. De plaats op de huid, waar ik het toedien, is in het kuiltje tussen vleugel en hals. Op deze plaats kan je gemakkelijk de pluimpjes opzij duwen door de kop en de vleugel van de vogel met uw vingers naar beneden te drukken. Eénmaal de pluimpjes opzij geduwd, kan je op de plaats van de kuil gemakkelijk een druppel van de vloeistof laten vallen. Op de betreffende plaats zie je duidelijk een slagader lopen.
    Een goede samenstelling bevat tevens alcohol. Door deze toegevoegde alcohol loopt de aangebrachte druppel onmiddellijk open en trekt deze ook gemakkelijk door de huid in de onderliggende bloedvaten. Bij het aanbrengen moet de vloeistof zich onmiddellijk verspreiden en moeten tevens de grote slagader en de omgevende kleine aders donkerrood kleuren. Is dit niet het geval dan is de gebruikte
    14/14
    samenstelling niet op de juiste wijze aangemaakt en kan je beter bij een gespecialiseerd dierenarts gaan om het product wel op de correcte manier te laten aanmaken!
    Voor wat betreft de wijze van toedienen, maken we wel een onderscheid tussen een preventieve behandeling en een genezende behandeling.
    Preventieve behandeling
    De preventieve behandeling is een behandeling die ik jaarlijks doe, ook al vertoont de vogel geen kenmerken van besmetting. Deze preventieve behandeling bestaat erin om de vogel 2 maal, dit met een tussentijd van 2 weken telkens 1 druppel toe te dienen. Ik doe dit kort na de ruiperiode (periode oktober – november).
    Genezende behandeling
    Indien men echter op een bepaald moment een vogel heeft die de kenmerken van een besmetting vertoont, moet er natuurlijk onmiddellijk ingegrepen worden en ditmaal met een genezende behandeling. Deze genezende behandeling bestaat erin om 5 opeenvolgende weken, telkens één druppel toe te dienen.
    Slotwoord
    Zo beste vrienden-vinkeniers, ik denk dat de voornaamste aspecten omtrent onze kweekmethode aan bod gekomen zijn. Misschien kunnen jullie er hier en daar wel een ideetje uitpikken en jullie eigen manier van werken, er een beetje mee bijsturen. Blijft natuurlijk zo, en ik blijf het maar herhalen, dat vinken kweken geen exacte wetenschap is. Zelfs voor ons, met onze 18 jaar ervaring, blijft het ieder jaar opnieuw terug een uitdaging. Wel ben ik ervan overtuigd dat we zeker en vast zelf wat impact kunnen hebben op het al dan niet welslagen van de kweek. Ons kweekvogels moeten het natuurlijk wel nog altijd zelf doen, maar wij kunnen er alvast voor zorgen dat ze er meer goesting in krijgen en er volledig voor gaan. Hierbij nog eens een korte opsomming van de basisregels die in onze manier van kweken verwerkt zitten. (1) De kweekvogels worden in perfecte conditie aan de startlijn gebracht. (2) Tijdens de kweekperiode krijgen ze een eiwitrijke voeding waardoor hun zin op ‘gezinsuitbreiding’ wordt aangewakkerd. (3) Er wordt een comfortabele huisvestiging voorzien waarin ze zonder al te veel stress hun ding kunnen doen. (4) We zorgen ervoor dat altijd proper badwater aanwezig is. (5) We overdrijven nooit met het aantal ingezette kweekpoppen. We steken niet al ons boxen vol, maar voorzien vrije speelruimte. (6) We voorzien gemakkelijk te manipuleren schuifdeurtjes ter hoogte van de achterste zitstok. (7) We zorgen voor voldoende lichtinval in de kweekruimte. We lichten hiervoor kunstmatig bij en gebruiken lampen met daglicht-kleur (6500k). (8) We zorgen ervoor dat de kweekvogels elkaar niet kunnen zien. (9) We zorgen er tevens voor dat de poppen veel zang horen. (10) We proberen ongedierte zoals mijten te voorkomen.
    Door het opnemen van deze verschillende aandachtspunten in onze kweekmethode, werden wij de voorbije jaren reeds vele malen beloond door onze kweekpoppen! Slechts 1 kweekseizoen op de 18 lukte het niet. Ik durf dan ook te stellen dat de slaagkans bij deze manier van werken groot is. Een aantal vrienden-vinkeniers namen reeds onderdelen van ons systeem over, met mooie kweekresultaten als gevolg. Mijn grootste wens is dat iedere vinkenier er zelf kan in slagen om jaarlijks zijn gerief te kweken. Niets schenkt namelijk meer voldoening dan als je met een ‘zelfgekweekt’-vogeltje naar de ‘reke’ kan trekken en je op die manier uw prijsje kan spelen!
    Alvast aan iedereen een goed kweek- en speelseizoen toegewenst. En hopelijk blijven we ditmaal gespaard van die extreem hoge temperaturen en krijgen we ook niet opnieuw te maken met die vervelende ‘pseudo-vogelpest’-toestanden.
    Voor de mensen die bijkomende vragen hebben omtrent dit naslagwerk of graag een ‘uitprintbare’ versie ontvangen, hierbij nog even mijn e-mailadres: philip.vancauwenberghe@skynet.be
    Philip Vancauwenberghe