prijskamp blinde botvinken 1872

Affiche voor prijskamp met blinde vinken in Rousbrugge, 1872 © WESTHOEK verbeeldt, privécollectie

 

Vanaf de achttiende eeuw werd het gebruikelijk om de vinken te verblinden, vanuit de opvatting dat een vink beter zou zingen in het donker. De vinken werden verblind door de oogleden aan elkaar te schroeien met een heet ijzerdraadje. Hoewel de ingreep omkeerbaar was, werd dit zelden gedaan. De blinde vinken werden vervolgens in een open kooi met dubbele tralies gezet, een zogenaamde ‘kattebete’, zodat eigenaars en toeschouwers een goed zicht hadden op de zangvogels, maar rovers zoals katten op afstand konden worden gehouden.

Ondanks groeiende protesten door een toenemende aandacht voor dierenwelzijn, bleef dit gebruik tot in de twintigste eeuw gemeengoed onder de vinkeniers. Pas na de gruwel van de Eerste Wereldoorlog, waarbij veel soldaten door gasaanvallen blind waren geworden, werden de protesten dusdanig groot dat het gebruik op 23 oktober 1921 bij wet werd verboden.

Dezelfde wet dicteerde bovendien dat vinken niet meer gevangen mochten worden om als voedsel te dienen. De enige blinde vink (of ‘vogel zonder kop’) die men daarom nu nog kent, is in de vorm van gekruid gehakt omwikkeld met een dun lapje vlees. Een gelijkaardig recept voor alouettes sans tête (leeuweriken zonder kop) werd al in de achttiende eeuw in de Provence opgetekend, en leek een beetje op een gebakken vogeltje.

In 1924 volgde het verbod op het vervoer van blinde vinken. In 1929 werd het houden van blinde vinken strafbaar gemaakt, wat het definitieve einde van het gebruik betekende. Sindsdien speelt men met gesloten wedstrijdkooitjes, waarin een venster met melkglas wordt gezet. Hierdoor hebben de vinken voldoende licht zonder visueel gestoord te worden.